Tussen zwerfkeien en stille bossen
Clenzer Zwitserland is een deel van de Drawehn-heuvelrug, een eindmorene uit de ijstijd. Lang geleden vestigden zich hier de Slaven. Ze spraken een eigen taal – Drawenopolabisch – en Drawehn noemden ze hun land. Dat betekent houtland of bosland en beschrijft de landbouwgrond en het beboste heuvellandschap van de regio Clenzer Zwitserland. De nabijgelegen Hohe Mechtin ligt 142 m boven de zeespiegel en is daarmee het hoogste punt van de Drawehn.
Het zwerfkeienpark Clenzer Schweiz presenteert de geologische dimensies van de Drawehn onder het motto: Natuur beleven en geologie begrijpen. In het park, dat schilderachtig is gelegen aan de oostflank van de Drawehn, zijn naast reusachtige zwerfkeien ook verschillende kleine gesteenten te zien. Ze getuigen van de geologische oorsprong van dit landschap want de oudste stenen zijn circa 2 miljard jaar oud.
De weg loopt over de Günneitzberg naar de blokhut Starrel en biedt een natuurlijk uitzicht op Clenzer Zwitserland. Hier kun je in de traditionele uitspanning heerlijk pauzeren onder de kronen van de beukenbomen.
Via een smal paadje zet je de wandeling voort door stille bossen en het plaatsje Bösen, langs een traditionele voorde in het vlek Clenze.
De nederzettingsgeschiedenis van Clenze begint met een Slavische burcht. In 956 wordt de plaats voor het eerst genoemd in een koninklijke oorkonde. Het huidige dorpsbeeld wordt voornamelijk bepaald door de vakwerkhuizen uit de late 18e en 19e eeuw. Wie meer over de geschiedenis van Clenze te weten wil komen, vindt veel interessante informatie in het streekmuseum Blaues Haus. Vervolgens beklim je de Drawehn en loop je door het kleine dorp Reddereitz dat met zijn schilderachtige dorpsvijver een korte pauze waard is.